woensdag, juni 08, 2005

Turkije - Dag 4

Dag 4 (donderdag)
Om 7 uur liep de wekker af. Een lange dag stond op het programma. Een boottocht naar Dalyan, waar we in een modderbad zouden gaan. Onderweg zou de boot ook nog op Turtle Beach stoppen. De boot zat goed vol. Weinig bekijks, want het waren natuurlijk allemaal toeristen die bovendien allemaal aan overgewicht leden. Voor sommige anderen zou er wel bekijks zijn. Enkele Russische vrouwtjes vonden het blijkbaar het belangrijkste in de wereld om er tip top uit te zien. Toegegeven, zo zagen ze er ook uit. Maar je kunt ook overdrijven natuurlijk. En om nu in een string bikini op een overvolle boot rond te lopen… maar dat zal wel aan mij liggen. Hoewel ik zelfs Süleyman daar ook niet per se in string had willen zien dartelen.

De boot vaarde langs de bergen richting Turtle Beach. Een tocht van zo’n 2 uur. Onderweg zagen we mooie bergen, die prachtig afstaken in de blauwe lucht en omgeven waren door het mooiste blauwste water. Op de boot was er een soort randanimatie. Eén van de gidsen (een guitig uitziend manneken ergens in de 20) zette de Cha Cha Slide op en probeerde iedereen in de stemming te krijgen mee te doen met zijn bewegingen. Het lukte niet echt, maar ach, het was wel leuk om te zien.

Uiteindelijk kwamen we op het bewuste Turtle Beach aan. Het is een strook strand van een kilometer ofzo lang en zo’n 300 meter breed. Aan de ene kant ervan is er zout water: de zee. Maar aan de andere kant is het zoet water! We stopten anderhalf uur om het strand te verkennen. ’s Nachts zouden er zeeschildpadden op dat strand komen. En in september (dan werden daar geen toeristen toegelaten), kwamen tientallen schildpadden eieren leggen diep in het zand.



We waren intussen overgestapt op kleinere bootjes die ons vervolgens door het riet via de rivier verder bracht. Even later zagen we de bekende graftombes van Caunos. In 400 voor Christus moesten 4000 slaven deze graven met beitel en hamer uit de rotswanden kappen. In de grotere tempels werden rijke mensen begraven, samen met een hoop goud en schatten, alsook persoonlijk bezit van de overledene. Er waren ook kleinere graven voor de armere mensen. Sommige graven zijn onafgewerkt, omdat veel slaven stierven aan malaria. De graftombes zijn nu wel leeg. Archeologen hebben ze leeggehaald en veel ervan is nu te zien in The British Museum in Londen. Turkije probeert de schatten terug te krijgen, omdat ze eigenlijk van Turkije zijn. Het enige wat je nu nog in de graftombes zal vinden zijn berggeiten die daar slapen en er hun behoefte doen.
Toen kwam Dalyan in zicht en legde ons bootje aan bij de modderbaden. Hier doopten we ons onder in de grijze sulfaatmodder. Het moest even drogen voordat we het weer konden afspoelen onder de douches. Weinig privacy in die douches, want het waren gewoon tientallen stralen water op een rij. De modder die in je zwembroek geslopen was, kon dus moeilijk afgewassen worden. Tenzij je exhibitionistisch ingesteld bent. De Russische vrouwtjes hadden er vast geen probleem mee.

Na het afspoelen van de modder, bezochten we het thermaal bad dat zich naast het modderbad bevond. Het water was er 39 graden en zou goed zijn tegen reuma. Er zaten echter verschillende mensen in en het water was erg vuil. Vermoedelijk vanwege de modder die nog in mensen hun zwemkledij zat. En die sulfaatmodder werd daar opgewarmd met dat warme water en dat resulteerde in een verschrikkelijke stank. Het stonk er echt gewoon naar stront. Verstand op nul en toch maar even erin. Ik vond mezelf de rest van de dag nog stinken.
Na het modderbad vaarden we weer terug naar de grote boot en zo weer naar Içmeler. Mijn reisgezel werd daar na een tijdje door een gids naar voor gesleurd. Bleek dat ze een paar vrouwen zochten om een spelletje te doen. Wij hadden daar niets van gehoord omdat we net van het benedendek kwamen. Het spelletje bestond erin dat de vrouwen snel een shirt van een man aan moesten doen en vervolgens een zonnebril en een broek van een man. Ik kon haar daar natuurlijk makkelijk mee helpen, aangezien ik mijn zwembroek nog gewoon aan had en reservekleren in de rugzak had meegebracht. Maar toen ging het over naar de bh van vrouw (ja, het moest “a woman’s bra” zijn. Geen idee, misschien dragen de mannen in Turkije ook wel bh’s.) Toen lag ze eruit. Opzettelijk. Want god weet wat kwam er na de bh!
Tegen 20:00 uur arriveerden we weer in ons eigenste Içmeler. Nog een uur hadden we over om het avondeten te nuttigen. We haastten ons naar de kamer, wasten de handen even snel en toen naar beneden. Geen tijd om eerst te douchen. We stonken echter nog steeds naar het modderbad en thermaal bad. Geen mens die het echter gemerkt heeft. Hoop ik. Na het eten fristen we ons eindelijk op. We waren moe van de lange dag. Zouden we nog even naar de bar gaan. Ik wou wel. Eventjes, want we waren te moe. Zo geschiedde, we gingen naar beneden. De cocktails leken ons te duur worden om te betalen en dus besloot ik om de wijn eens te proberen. De witte viel vies tegen, maar de rosé was best te pruimen!
We maakten deze avond kennis met Mehmet, één van de andere obers. We hadden hem al wel eens gezien, want tijdens het eten liepen ze ook rond je tafel en als je nog maar net gedaan had, werd je bord al opgehaald. Maar veel werd er dan niet gesproken. Aan de bar ’s avonds echter wel. Ook de hotelmanager, James was er nu bij. En de gebruikelijke barman Hüsam. Na een tijdje verscheen Peach weer ten tonele. Toen hij mijn reisgezel zag wees hij en riep: “I hate her! She took all my money!” Ik nam aan dat het een grapje was, hoewel je maar nooit weet met die zatlappen. Plots bedacht ik me dat Peach misschien wel een Turks woord was. Dat er helemaal niet het Engelse perzik mee bedoeld werd. Ik vroeg het aan de hotelmanager. Hij keek verschrikt en legde uit dat het een scheldwoord was en het betekende “When a baby is born and you don’t know who the father is.” Een bastaard dus! Hmm… de Deen was dus niet erg geliefd daar. Piş bleek het trouwens te zijn in het Turks. De Deen maakte een groot mysterie rond zijn naam en wilde hem nooit zeggen. We bleven hem dus maar Piş noemen als we het over hem hadden. Piş bleef niet lang hangen deze keer en liet ons achter bij de 2 obers en de hotelmanager. De wijn was er intussen rijkelijk ingevloeid. Hoewel, het viel wel mee, het was echter op korte tijd wat veel. Ik voelde me wat duizelig en vertelde het aan mijn reisgezel. “Je bent aangeschoten.” zei ze. Onzin! Ik kon nog gewoon op een rechte lijn lopen hoor! Ze vroeg om dat inderdaad eens te doen. Daar ging ik dan, met alle zekerheid van de wereld dat dit zo simpel was als één plus één. De eerste 4 stappen gingen goed, maar mijn vijfde wilde niet lukken… ik kon de lijn niet volgen. Beschaamd ging ik zitten, mompelend hoe erg dit was!
We waren veel te moe en hadden eigenlijk gewoon moeten gaan slapen in plaats van aan de bar te hangen. Maar ach, het was gezellig.
Ik besef plots dat ik iets vergeten ben te vertellen over dag 2. Die avond aan de bar vroeg mijn reisgezel namelijk of homoseksualiteit nogal aanvaard was in Turkije. Hüsam schoot toen plots wakker en vertelde samen met Esabil (die na die eerste avond een week weg moest en we dus niet meer hebben gezien) dat het helemaal geen probleem was. Het wakker schieten van Hüsam deed onze vermoedens betreffende zijn geaardheid enkel maar bevestigen.
Maar goed, terug naar deze avond. Uiteindelijk durfde James, de hotelmanager, de langverwachte vraag te stellen die waarschijnlijk op ieders lippen, zowel personeel als gasten, gebrand moet hebben: of wij een koppel waren. Gelach. Nee hoor helemaal niet. “No thank you!” zei ik nog, wetende dat mijn reisgezel wel zou begrijpen dat dit niet slecht bedoeld was ten opzichte van haar. Toen vroeg James: “Why no thank you?” … Kort overleg in het Nederlands met reisgezel. Ik draaide me weer naar James en vertelde hem dat “Boys are more fun!” Verdomde wijn ook! Ik was veel losser dan anders. Maar eigenlijk was dat niet eens zo heel erg. James begreep het meteen, alsook Hüsam. Mehmet, die weinig Engels sprak, werd al snel in het Turks op de hoogte gebracht. Al snel begon ik over mijn idool Fevçi. Helaas, het hele personeel hield van meisjes, zo zei James. Maar ze vonden het wel grappig te horen dat ik Fevçi meer dan oké vond. Hmm… ik was nu toch al bezig, gewoon doorgaan. “Hüsam’s brother is *twee keer wenkbrauwen ophalend* as well!” Oh god, wat had ik nu gezegd. Alledrie begonnen ze te lachen. Alle vier eigenlijk, mijn reisgezel ook. Ik heb tot 4 uur in de nacht schijnbaar als een dom verliefd kalf aan het giechelen geweest, want later kreeg ik van 2 andere gasten (2 heel leuke mensen by the way) te horen dat zij me dus tot zo laat nog hoorde lachen. Gelukkig was ik toen al flink door de zon gekleurd in mijn gezicht. Mijn schaamrood viel niet zo hard meer op!