donderdag, juli 14, 2005

De hond uitlaten

Het is mooi weer dezer dagen. Ideaal om eens met de hond op wandel te gaan. Dat dacht ik twee dagen geleden. Maar wat een hel is het om met mijn opvliegende Scotty door de straat te trekken!
Mijn straat eindigt bij een hoop velden. Ergens tussen de velden bevindt zich een karrenspoor dat naar verder gelegen velden leidt. Dan loop je een wei door, stap je over of kruip je onder prikkeldraad en je staat langs "De Wamp", het kleine stroompje dat door Arendonk vloeit. Deze route leg ik wel vaker af. Voor Scotty is het ook een heus festijn, want ze kan er zonder riem heerlijk vrij rond dartelen.
Ook dinsdag niet. In mijn ooghoek zag ik twee mensen wandelen. Beiden gehuld in wit shirt. Er is vast en zeker een hond bij, dacht ik. Ik ben namelijk niet de enige die dit pad bewandelt. Ik besloot om maar een eindje verder te gaan, zo'n 100 meter, om dan weer terug te keren naar het karrenspoor. Tegen die tijd zouden de witte shirts weg zijn en mocht Scotty los rondlopen.
Nu staat er vlak bij het karrenspoor een huis, afgezonderd van alle andere huizen in de straat. Er was die dag schijnbaar een of ander feest bezig. Ik hoorde geroep en gelach. De tuin is er echter goed afgeschermd. Geen mens die mij kon zien. En niemand die bij hen in de tuin kan gluren. Plots kwam één van de feestgangers het hoekje omgelopen. Geen probleem, ware het niet dat het geen persoon, maar een reusachtige Deense Dog was! Eentje die, als hij op zijn achterste poten zou staan, boven mij uit zou torenen. Tig keer groter dan Scotty, maar zij laat zich daar niet aan kennen. Zoals verwacht begon ze tegen haar reusachtige Deense soortgenoot te grommen dat het een lieve lust was. Scotty is gek genoeg om zo'n groot beest aan te vallen. Nieuwsgierig kwam de Deen dichter om het gebruikelijke ritueel (butt-sniffing) uit te voeren. Maar ik positioneerde me handig tussen Scotty en Deen in om catastrofale gevolgen te voorkomen. Deen naderde me, met het kwijl langs zijn wangzakken afdruipend. Scotty gromde nog steeds aan mijn andere kant en wilde ook dichterbij komen. Snokkend en trekkend kreeg ik haar weg, er nog steeds voor zorgend dat ik tussen beide beesten in stond.
Uiteindelijk waren we ver genoeg van het huis verwijderd en bleef de Deen ter plaatse snuffelen. Gelukkig, daar zijn we levend van afgekomen. Inmiddels bevonden we ons weer bij het karrenspoor. Daar struinde nog zo'n gigantisch monster! Geen Deense Dog, maar wel even groot! Een soort Samson van Gert, maar dan twee maal groter en helemaal zwart. De hond van de witte shirts. Eén van hen zag me en deed de riem om het beest. Nu konden we veilig elkaars pad kruisen. Maar dat was weer buiten mijn lieftallig huisdiertje gerekend, die plots grommend richting grote zwarte Samson begon te springen. Met een korte, harde ruk kreeg ik ze weer bij mij. Blozend lachte ik naar de witte shirts. "Ze durft nogal, zo'n grote bek opzetten tegen zo'n grote hond, hehe."
In het bos, de wei en langs het stroompje verliep alles perfect. Helaas moesten we nog terug. Wegens een voorval in Scotty's jeugd (toen ze nog niet van ons was) haat ze alle kleine kinderen. Te veel aan haar oren en staart getrokken. Te veel zand in haar neus en ogen gegooid. Te veel stokslagen. Kinderen kunnen echt rotmensjes zijn tegen zo'n hondje. Ze is nu niet meer te vertrouwen in de buurt van kinderen, dus extra oplettendheid is aangeraden.
En natuurlijk kwam er een tijdje later een kind op een klein fietsje helemaal alleen naar ons gefietst. Zo eentje met grote blonde krullen. Een soort Shirley Temple. Ik haatte het kind nu al. Ze zou vast naast me stoppen, zodat ik Scotty in bedwang moest houden en in schande zou vallen voor de ogen van alle inwoners van mijn straat. Shirley zou vast en zeker vragen of ze mijn hond mocht aaien. Als ze het überhaupt al zou vragen. Rotkind. Gelukkig fietste ze ons voorbij. Het veulentje in de wei, waar ik eerder een tijdje bij stil had gestaan, trok meer aandacht dan mijn pluizige hond. Fjieuw, dat hebben we ook weer overleefd. Hoewel... nu bevond ze zich achter mij. Uit mijn zicht. Oh god als ze achter ons aan zou komen fietsen en ik zou het niet zien en Scotty wel en die zou zich omdraaien en Shirley Temple in één hap verzwelgen! Nog maar net bedacht ik me deze gedachte of ik hoorde wild belgerinkel en gegiechel. Shirley naderde weer op haar fietsje. Ik was intussen hoogst geïrriteerd, al lag dat meer aan mezelf en mijn waanideeën en rampscenario's. Ik draaide me om en zal vast een kwade blik op tronie gehad hebben, want het kind vertraagde en stopte met het rinkelen van haar fietsbel.
En zo arriveerde ik uiteindelijk toch zonder kleerscheuren veilig en wel weer bij mijn woonst.